“De drive om door te gaan is er”

Na een proces van ruim twee jaar zijn ze klaar: de Regionale Energiestrategieën 1.0 voor Noord-Holland. Het was een uitgebreid traject van onderzoek en weging, van overleg met deskundigen, bewoners en belanghebbenden en van wensen en bedenkingen van de volksvertegenwoordigers. Hoe kijken Edward Stigter en Thijs Kroese van de RES-stuurgroepen in Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid terug op het proces? Hoe verliep de samenwerking tussen de overheden? Wat gaat mee en wat gaat anders in het vervolg naar RES 2.0? En hoe kijkt directeur van Nationaal Programma RES Kristel Lammers terug? Hoe deed Noord-Holland het vergeleken met andere energieregio’s? 

Om met het belangrijkste te beginnen: zowel de directeur van het Nationaal Programma als de twee leden van de stuurgroepen zijn blij met hoe het RES-proces in de energieregio’s Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid is verlopen. “We hebben in Noord-Holland twee mooie RES’en neergezet, met een ambitieus bod”, zegt Edward Stigter die als Gedeputeerde van de provincie zicht heeft op beide regio’s. “Ik ben trots op hoe we het met elkaar hebben georganiseerd, met kordaat programmamanagement en stevige samenwerking tussen gemeenten, waterschappen en provincie, belangenorganisaties én inwoners. Ik ken geen ander onderwerp waarop de samenwerking zo goed is verlopen.” 

De interbestuurlijke samenwerking was heel prominent aanwezig in het RES-proces, vindt ook Kroese. “En heel waardevol. De samenwerking heeft elke bestuurder gesterkt in de realisatie: Ik sta er niet alleen voor, ik hoef het ingewikkelde proces met mijn inwoners en mijn gemeenteraad niet alleen te doen. We hebben een gedeeld verhaal.”

“Ik denk dat niemand van tevoren had durven hopen dat gemeenten, provincie en waterschappen zo ontzettend veel inzet zouden investeren om tot de RES 1.0 te komen, met zo’n grote betrokkenheid van bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, het Rijk en andere belanghebbenden”, zegt Lammers. “Noord-Holland liep daarmee van begin af aan voorop. Het materiaal dat er nu ligt is denk ik zowel kwalitatief als kwantitatief solide. Ik zeg: Petje af. En inmiddels is de voorbereiding van de uitvoering ook in volle gang. De drive om door te gaan is er.” 

Aandacht voor nut en noodzaak 

Drive alleen is niet genoeg. In het proces naar RES 2.0, dat feitelijk nu direct begint, is het belangrijk om alert te zijn op een aantal zaken. Het eerste betreft ‘het grote verhaal’. “We zijn de afgelopen twee jaar op een goede manier in gesprek geweest met mensen die vanuit intrinsieke motivatie betrokken zijn bij de energietransitie”, aldus Kroese. “Inmiddels beginnen de zoekgebieden voor duurzame energie concreter te worden en te raken aan persoonlijke belangen. En nu zeggen veel mensen: Hè, RES, wat is dat? Het gezamenlijke vertrekpunt voor inwoners ontbreekt. Daar hebben we dus iets te doen.” 

Een belangrijke stap is al gezet: landelijk wordt de uitwerking van de RES’en vanaf eind april ondersteund met een campagne van de Rijksoverheid met daarin aandacht voor nut en noodzaak van de energietransitie. Stigter onderschrijft de behoefte aan zo’n campagne. Doordat het grote landelijke verhaal ontbrak, was er vaak onduidelijkheid over de scope van RES 1.0. “We hadden de scope beter moeten uitleggen aan het begin. RES 1.0 gaat maar over een deel van de klimaatopgave. Daardoor hadden we ingewikkelde discussies. Mensen vroegen: Waarom geen energiebesparing, waarom geen wind op zee? Dat heeft lang tot verwarring geleid, ook in de gemeenteraden en Provinciale Staten.” 

Zorg om kleinere gemeenten

Stigter heeft nog een andere zorg voor het vervolg: “We hebben, mede dankzij goed programmamanagement, twee mooie RES’en opgeleverd. Dat suggereert dat we op orde zijn, dat we nu gaan uitvoeren. Maar nogal wat gemeenten hebben heel sterk geleund op het programmabureau, bijvoorbeeld voor het maken van de gezamenlijke RES-stukken. Gemeenten moeten nu verder, maar kleine gemeenten hebben daarvoor niet de capaciteit. Ik ben geschrokken van de kwetsbaarheid van sommige kleinere gemeenten. Het lijkt of het perfect gaat, maar dat komt doordat er tijdelijk geld beschikbaar was om onder meer het programmamanagement een deel van het werk te laten doen. Daarmee is niet geborgd dat de uitvoering ook goed gaat. Er is financiële ondersteuning voor gemeenten nodig vanuit het Rijk tot de RES 2.0 en verder. Als provincie dragen wij ook ruim bij. Die ondersteuning zullen we moeten continueren, anders zakt het proces weer in.”

Ook Kroese ziet de kwetsbaarheid van de kleinere gemeenten. Hij ziet een oplossing in samenwerking op deelregioniveau: “In de stuurgroep hebben we vertrouwd op de kracht van de deelregio. In Zaanstreek/Waterland bijvoorbeeld hebben Purmerend en Zaanstad veel geleverd. Op deelregioniveau organiseerden zij bijeenkomsten om kleinere gemeenten te ontlasten en mee te nemen. Met elkaar hebben we afgesproken dat we voor de volgende fase dit bredere perspectief aanhouden.”

Samenwerken op de schaal van de regio blijft essentieel, vindt ook Lammers. “Ik denk dat niet alleen bestuurders en ambtenaren, maar ook volksvertegenwoordigers elkaar meer moeten willen zien en spreken over hoe het eruit gaat zien in hun gebied. In kleine stapjes slimmer en beter worden met elkaar. In het proces naar RES 2.0 willen we de regionale samenwerking dan ook blijven organiseren. Rijk en koepels van decentrale overheden, zoals VNG, IPO en de Unie van Waterschappen, hebben een sterk gezamenlijk bestuurlijk commitment uitgesproken om de ondersteuning door te zetten, zowel landelijk als in de regio’s. Daar hoort ook financiering bij. De uitvoering en verdere programmering van de RES blijft om inspanningen vragen.” 

Verbinding en wederzijds respect

De regionale samenwerking betreft onder meer die tussen provincie, waterschappen en gemeenten in de stuurgroep van de RES. De groep stuurt alleen het proces aan en neemt geen politieke besluiten. Dat gebeurt in de raden van de gemeenten, Provinciale Staten en de algemeen besturen van de waterschappen. “Die besluitvorming in de afzonderlijke raden en staten nam best veel tijd en ruimte in het proces in”, aldus Lammers. “In potentie was dat ingewikkeld. Tegelijkertijd zijn weinig samenwerkingsverbanden zo ver gekomen als het samenwerkingsverband van de RES’en met de stuurgroepen als duwende kracht. Het heeft ons veel verbinding en wederzijds respect gebracht.”

Ook Stigter ziet de kracht van de regionale samenwerking in de stuurgroep. “Door de samenwerking konden we breed gedragen voorstellen voorleggen aan onze gemeenteraden en Provinciale Staten, met dezelfde stukken en dezelfde beslispunten. Ik vond dat heel goed werken. Ik zou zelfs willen kijken of we de structuur van de RES kunnen verbreden naar andere onderwerpen.”

Virtuele bustours en kennissessies

Al met al is de samenwerking tussen de overheden in het RES-proces een succes, zeker ook in Noord-Holland, vindt Lammers: “De provincie Noord-Holland heeft haar rol in de RES vanuit gelijkwaardigheid gepakt en niet op afstand, zoals in andere regio’s. De gezamenlijke aanpak was professioneel en kundig, zowel inhoudelijk als procesmatig. De vele kennis- en meedenksessies, de scenariostudies, de manier waarop vraagstukken van ruimtelijke inpassing zijn meegenomen, de manier waarop met de alternatieve RES van een aantal belangenorganisaties in Noord-Holland Noord is omgegaan – het zijn voorbeelden die we als NP RES graag laten zien. En niet te vergeten de virtuele bustours. Er zit veel creativiteit in de RES-organisaties van Noord-Holland.”

Stigter ziet daarbij dat de participatie richting RES 2.0 nog breder moet worden. “We richten ons al meer op jongeren. Nu moeten we nog verder werken aan differentiatie van het participatieproces, verschillende vormen opzetten om inwoners mee te laten praten en mee te laten doen. Dat kan bijvoorbeeld via burgerraden. Daarover wordt nu veel gesproken. Ik heb daarbij wel mijn voorbehoud. De gemeenteraad is ook een burgerraad. Stellen we een burgerraad in en doet de gemeenteraad dan een stapje terug? Dat soort vragen moeten we dan stellen.”

Ook Kroese onderstreept het belang van de participatie van verschillende groepen. “De inzichten van agrariërs, ondernemers, energiecoöperaties, natuurorganisaties en de netbeheerder hebben ons geholpen bij gesprekken met de inwoners die soms de neiging hebben de focus te leggen op de negatieve aspecten van de energietransitie. Het is belangrijk om ook de mensen die er positief in staan een stem te geven. Dat zouden we in het vervolg naar RES 2.0 nog meer moeten doen.”

Deel deze informatie:
Naar bovenNaar boven
Snel naar NH Zuid
Snel naar NH Zuid